afmeren
- af·me·ren
- samenstelling van af bw en meren ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afmeren |
meerde af |
afgemeerd |
zwak -d | volledig |
afmeren
- overgankelijk, (scheepvaart) het vastleggen van een schip
- Voordat we aan wal konden, moest de schipper zijn schip afmeren aan de kade.
- Het woord afmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afmeren" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be