Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·los·sings·vrij
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aflossingsvrij aflossingsvrijer aflossingsvrijst
verbogen aflossingsvrije aflossingsvrijere aflossingsvrijste
partitief aflossingsvrijs aflossingsvrijers -

Bijvoeglijk naamwoord

aflossingsvrij

  1. van (een deel van) een hypotheekschuld dat men deze niet verplicht hoeft af te lossen
     Volgens Blok kijken buitenlandse banken met verbazing naar de Nederlandse hypotheken die groter mochten zijn dan de waarde van het huis en die ook nog aflossingsvrij mochten worden verstrekt.[1]
     In het Kunduz-akkoord is de hypotheekrente voor nieuwe hypotheken alleen nog aftrekbaar als er maandelijks wordt afgelost. De netto maandlasten zullen stijgen, vooral omdat een aflossingsvrij deel niet meer mogelijk is en er maandelijks moet worden afgelost. In vergelijking met de huidige mogelijkheden kan de netto maandlast in het eerste jaar met 17,5 tot 20 procent stijgen. Bij een hypotheek van 200.000 euro stijgen de nettokosten van ongeveer 650 naar 765 euro per maand.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Blok: meer concurrentie hypotheken” (Donderdag 31 januari 2013, 11:22), NOS
  2.   Weblink bron “Was is ook weer hypotheekrenteaftrek?” (Zaterdag 29 september 2012, 17:33), NOS