aflosbaar
- af·los·baar
- Naamwoord van handeling van aflossen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aflosbaar | aflosbaarder | aflosbaarst |
verbogen | aflosbare | aflosbaardere | aflosbaarste |
partitief | aflosbaars | aflosbaarders | - |
aflosbaar
- (van een schuld) met de mogelijkheid het geleende bedrag terug te betalen
- Dat wil zeggen dat afgestudeerden hun maatschappelijke carrière beginnen met een schuld van 10.000 à 30.000 euro. Of die schuld gunstig of ongunstig aflosbaar is, doet niet ter zake. Schuld is schuld. [1]
- Het woord aflosbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aflosbaar" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ W.J. Aerts NRC 31 mei 2014
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be