Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·hou·wen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afhouwen
hieuw af
afgehouwen
klasse 7 volledig

Werkwoord

afhouwen

  1. overgankelijk door houwen iets afscheiden
    • Met een slag van zijn zwaard hieuw hij zijn tegenstander de kop af. 
Vertalingen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be