afhoren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·ho·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en horen ww
Werkwoord
afhoren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afhoren |
hoorde af |
afgehoord |
zwak -d | volledig |
- stiekem afluisteren
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'afhoren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afhoren" herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be