• af·gren·zing
enkelvoud meervoud
naamwoord afgrenzing afgrenzingen
verkleinwoord - -

de afgrenzingv

  1. vaststelling van een scheidslijn met de omgeving
     Natuurlijk, Rotterdam en Amsterdam hebben al ervaring opgedaan met deelgemeenten en stadsdelen. Maar deze hebben volgens velen tot te veel bestuurlijke drukte en onvoldoende duidelijke afgrenzing van taken en bevoegdheden gezorgd.[2]
     De afgrenzingen tussen groepen kunnen van land tot land enorm verschillen.[3]
     Nationale identiteit opvatten als een middel tot afgrenzing, een eigenschap om anderen uit te sluiten en tot vijand te maken vindt hij gevaarlijk.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Job Cohen
    “5 wensen van een ex-burgemeester” (2 februari 2018) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Dirk Vlasblom
    “‘Is Trump een racist? Ja en nee’” (27 november 2017) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Folkert Jensma
    “De monoculturele illusie, volgens Hirsch Ballin” (17 september 2011) op nrc.nl