affuit
- af·fuit
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderstel van een vuurmond’ voor het eerst aangetroffen in 1564 [1]
- afgeleid van het Franse affût [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | affuit | affuiten |
verkleinwoord | affuitje | affuitjes |
het affuit o
- (militair) een onderstel waarop een kanon verreden kan worden
1.
- Het woord affuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "affuit" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "affuit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ affuit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be