affrontelijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·fron·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | affrontelijk | affrontelijker | affrontelijkst |
verbogen | affrontelijke | affrontelijkere | affrontelijkste |
partitief | affrontelijks | affrontelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
affrontelijk [1]
- beledigend
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord affrontelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "affrontelijk" herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be