afbetalingstermijn
- af·be·ta·lings·ter·mijn
- samenstelling van afbetaling zn en termijn zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afbetalingstermijn | afbetalingstermijnen |
verkleinwoord |
de afbetalingstermijn m
- de tijd die men heeft om (een deel van) een schuld af te lossen
- "Het is goed als deze toekomstige studenten wél weten wat het betekent om te lenen en dat ze zich ook bewust worden van de bijkomende rente en de afbetalingstermijn. Nu is de rente bijvoorbeeld laag, maar die kan tegen de tijd dat je afstudeert een stuk hoger zijn."[2]
- Toch zou Annemarie Koops van het Nibud studenten niet aanraden om een grote som geld te lenen. "Het is een langlopende verplichting en er kan door de jaren heen veel veranderen. Zo kan de rente in het afbetalingstermijn bijvoorbeeld flink oplopen."[3]
- Het woord afbetalingstermijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf ARIANNE MANTEL 10 dec. 2015 Leenstelsel abracadabra voor toekomstig studenten
- ↑ de Telegraaf 06 jul. 2015 "Leen als student geen geld om een huis te kopen"