adoptiegezin
- adop·tie·ge·zin
- samenstelling van adoptie zn en gezin zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | adoptiegezin | adoptiegezinnen |
verkleinwoord | adoptiegezinnetje | adoptiegezinnetjes |
het adoptiegezin o
- (familie) gezin waarin kinderen wonen die niet de biologische kinderen zijn van de ouders
- ▸ De man uit Leipzig kwam op zijn derde in een weeshuis terecht en woonde daarna bij een adoptiegezin. Toen hij 24 was, leerde hij zijn licht verstandelijk gehandicapte zus kennen. Het ontwikkelde zich tot een liefdesrelatie: de broer en zus woonden jarenlang samen en kregen tussen 2001 en 2005 vier kinderen, van wie er twee gehandicapt zijn.[1]
- ▸ Favour en andere overlevenden zullen per boot van Lampedusa naar Sicilië worden overgebracht. Daar komt de baby eerst terecht in een opvangcentrum voor kinderen, alvorens er een geschikt adoptiegezin voor haar wordt gevonden.[2]
- (familie) gezin dat door iemand heel actief wordt geholpen
- [1] adoptiekind, adoptieouder
1. gezin waarin kinderen wonen die niet de biologische kinderen zijn van de ouders
- Het woord adoptiegezin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Duits incestpaar definitief uit elkaar” (12-04-2012), NOS
- ↑ Weblink bron “Tientallen Italianen willen deze vluchtelingenbaby adopteren” (27-05-2016), NOS