adherir
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
adherir |
adhería |
adherido |
volledig |
adherir
- ad·he·rir
- onovergankelijk (~ a/en) plakken aan, vastplakken aan, zich hechten aan, blijven kleven aan
- overgankelijk (~ a) plakken aan, vastplakken aan, vasthechten aan, vastlijmen aan