• ade·len
  • Afgeleid van adel met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
adelen
adelde
geadeld
zwak -d volledig

adelen

  1. overgankelijk in de adelstand verheffen
    • Voor zijn jarenlange inzet werd hij geadeld. 
  2. ergatief het laten besterven van wild
    • Ik heb de patrijs enige tijd laten adelen. 
77 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be