adaptatievermogen
- adap·ta·tie·ver·mo·gen
- samenstelling van adaptatie en vermogen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | adaptatievermogen | - |
verkleinwoord | - | - |
het adaptatievermogen o
- het in staat zijn tot adaptatie
- Zij gaan er van uit dat winst en verlies aan adaptatievermogen zich levenslang voordoen.
- Het woord 'adaptatievermogen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.