actant
- ac·tant
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | actant | actanten |
verkleinwoord | - | - |
de actant m
- (taalkunde) elk van de zinsdelen die duiden op een persoon of zaak die bij een handeling is betrokken, zoals het onderwerp, het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp
- ▸ Met deze actanten en hun diverse combinaties worden in het Nederlands talrijke verschillende syntactische structuurpatronen gevormd.[1]
- (letterkunde) in het verhaalschema uit de theorie van Algirdas Greimas elk van de zes hoofdfuncties die binnen een plot paarsgewijs zijn verbonden: begunstiger-begunstigde, subject-object en helper-opponent
- ▸ Binnen dit actantieel model kan één actantenrol door meerdere acteurs 'gespeeld' worden en kunnen anderzijds verschillende actantenrollen door één actant worden uitgebeeld: bijv. die van subject en begunstigde in een verhaal waarin acteur A (= subject) streeft naar het bezit van B (= object) voor zichzelf (A = begunstigde).[2]
- (sociologie) in de "actor-netwerktheorie" elke binnen een netwerk onderscheiden eenheid die van invloed is op andere eenheden, ongeacht of het om personen of zaken gaat
- ▸ Waar het om gaat is een historische actant of een gebeurtenis in de context waardoor zij zijn omgeven te plaatsen en het object - los van de eigen historische positie van de onderzoeker - te bestuderen in het netwerk van de factoren die het bepalen.[3]
- Het woord actant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Actant (Engels)
- [1] Lucien Tesnière ; Grammaire de dépendance (Frans)
- [2] Algirdas Greimas ; Actantial model (Engels)
- [3] Bruno Latour ; Actor-netwerktheorie
- ↑ Weblink bron Robert LeclercqValentie - Stiefkind in de Nederlandse taalkunde in: Colloquium Neerlandicum 10. Handelingen Tiende Colloquium Neerlandicum. Colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten. (1989), Internationale Vereniging voor Neerlandistiek, Woubrugge, ISBN 9072870018, p. 197
- ↑ Weblink bron “Algemeen letterkundig lexicon: actant” (2012-) op dbnl.org
- ↑ Weblink bron Elrud IbschHet begrip ‘historiciteit’ - beslissingen van de literatuurhistoricus ten aanzien van de historische afstand in: Spektator., jrg. 16 nr. 1 (september 1986), Foris Publications, Dordrecht, p. 6
- tegenwoordig deelwoord van acter ww "handelen" met het achtervoegsel -ant
- zn als taalkundige term in 1959 postuum geïntroduceerd door de 20e-eeuwse Franse taalkundige L. Tesnière in zijn boek Éléments de syntaxe structurale [1] [2]
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
actant | l'actant | actants | les actants |
actant m
actant
- tegenwoordig deelwoord (participe présent) van acter
- ↑ Weblink bron Lucien Tesnière“Éléments de syntaxe structurale” (1959), G. Klincksieck, Parijs, p. 102 (boek B, hfst. 48 onder 4.)
- ↑ actant (Etymologie) in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994) op de website cnrtl.fr .
- actant in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994) op de website cnrtl.fr .