achtermiddag
- ach·ter·mid·dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achtermiddag | achtermiddagen |
verkleinwoord |
de achtermiddag m
- (tijdrekening) laatste deel van de middag
- ▸ Hij wist dat hij elke achtermiddag een dukaat uit de thesaurie ging halen ten behoeve van zijn drankzucht, maar niet hoe laat hij dat meestal deed.[3]
- (tijdrekening) periode na 12 uur 's-middags en voor 4 uur 's-middags
- Het woord achtermiddag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.