Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·mid·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achtermiddag achtermiddagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

achtermiddag m [2]

  1. (tijdrekening) laatste deel van de middag
     Hij wist dat hij elke achtermiddag een dukaat uit de thesaurie ging halen ten behoeve van zijn drankzucht, maar niet hoe laat hij dat meestal deed.[3]
  2. (tijdrekening) periode na 12 uur 's-middags en voor 4 uur 's-middags
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen