• ach·ter·mid·dag
enkelvoud meervoud
naamwoord achtermiddag achtermiddagen
verkleinwoord

de achtermiddagm

  1. (tijdrekening) laatste deel van de middag
     Hij wist dat hij elke achtermiddag een dukaat uit de thesaurie ging halen ten behoeve van zijn drankzucht, maar niet hoe laat hij dat meestal deed.[3]
  2. (tijdrekening) periode na 12 uur 's-middags en voor 4 uur 's-middags