1. Een houten sluisdeur met bij ① de achterhar.
  • ach·ter·har
enkelvoud meervoud
naamwoord achterhar achterharren
verkleinwoord achterharretje achterharretjes

de achterharv / m

  1. (waterbeheer) verticale balk in sluisdeur (puntdeur) aan de kant van de sluiswand
     De voor- en achterhar van een puntdeur bij sluiswerken worden door de regels eveneens in dezen geest belast.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    ir. M.J.H. Tjaden
    Weerstand van hout loodrecht op de vezelrichting. (20 mei 1911) in: De Ingenieur  , jrg 26, no 20,, Koninklijk Instituut van Ingenieurs, p. 519