achterhar
- ach·ter·har
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterhar | achterharren |
verkleinwoord | achterharretje | achterharretjes |
- (waterbeheer) verticale balk in sluisdeur (puntdeur) aan de kant van de sluiswand
- ▸ De voor- en achterhar van een puntdeur bij sluiswerken worden door de regels eveneens in dezen geest belast.[2]
- Het woord 'achterhar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron ir. M.J.H. TjadenWeerstand van hout loodrecht op de vezelrichting. (20 mei 1911) in: De Ingenieur , jrg 26, no 20,, Koninklijk Instituut van Ingenieurs, p. 519