achterbumper
- ach·ter·bum·per
- samenstelling van achter en bumper zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterbumper | achterbumpers |
verkleinwoord | achterbumpertje | achterbumpertjes |
de achterbumper m
- stootstang aan de achterkant van een voertuig
- ▸ Twee meérs zaten, met hun helm op schoot, boven de achterbumper met elkaar te praten.[1]
- ▸ Bij terugkomst van vakantie bleek in mijn auto hevig te zijn gerookt (as en tabak alsmede sigrettengeur in misselijkmakende mate aanwezig in de auto). Hierna bleek na check van de kilometerstand dat er ruim 200 km!!! met de auto zou zijn gereden. Na opname van de auto aan de buitenzijde bleek dat er een tweetal schades aan de voor- en achterbumper waren.[2]
1. stootstang aan de achterkant van een voertuig
- Het woord achterbumper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron “Parkeren en vliegen: boetes, deuken en waterschade” (7-05-2014), NOS