accrediteren
- ac·cre·di·te·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘van geloofsbrieven voorzien’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
- Van het Franse accréditer met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
accrediteren |
accrediteerde |
geaccrediteerd |
zwak -d | volledig |
accrediteren
- overgankelijk een officieel stempel van goedkeuring aan iets of iemand verlenen
- Hij werd geaccrediteerd als Nederlands consul in die stad.
1. een officieel stempel van goedkeuring aan iets of iemand verlenen
- Het woord accrediteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "accrediteren" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "accrediteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be