abrikozenpit
- abri·ko·zen·pit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | abrikozenpit | abrikozenpitten |
verkleinwoord | abrikozenpitje | abrikozenpitjes |
- (plantkunde) (voeding) de grote harde pit die in een abrikoos zit. Deze bevat een hoog gehalte aan cyanogenische glycosiden, waaruit het zeer giftige blauwzuur vrij kan komen
- ▸ Ook abrikozenpitten van Hanoju worden teruggeroepen omdat er een gevaarlijk hoge concentratie waterstofcyanide in zit. Het gaat om de ’Bio bittere abrikozenpitten’ en ’Bittere abrikozenpitten’, meldt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).[2]
- Het woord abrikozenpit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Ook abrikozenpitten Hanoju teruggeroepen” (19 feb. 2018), De Telegraaf