abrikozenpit
  • abri·ko·zen·pit
enkelvoud meervoud
naamwoord abrikozenpit abrikozenpitten
verkleinwoord abrikozenpitje abrikozenpitjes

de abrikozenpitv / m

  1. (plantkunde) (voeding) de grote harde pit die in een abrikoos zit. Deze bevat een hoog gehalte aan cyanogenische glycosiden, waaruit het zeer giftige blauwzuur vrij kan komen
     Ook abrikozenpitten van Hanoju worden teruggeroepen omdat er een gevaarlijk hoge concentratie waterstofcyanide in zit. Het gaat om de ’Bio bittere abrikozenpitten’ en ’Bittere abrikozenpitten’, meldt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Ook abrikozenpitten Hanoju teruggeroepen” (19 feb. 2018), De Telegraaf