aborteren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- abor·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘een miskraam hebben of opwekken’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- afgeleid van het Latijnse abortare met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aborteren |
aborteerde |
geaborteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
aborteren
- overgankelijk een foetus weghalen
- Zij liet zich na dat nieuws meteen aborteren.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een foetus weghalen
Gangbaarheid
- Het woord aborteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aborteren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "aborteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ aborteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be