abonnementsgeld
- abon·ne·ments·geld
- samenstelling van abonnement zn en geld zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | abonnementsgeld | abonnementsgelden |
verkleinwoord |
het abonnementsgeld o
- geld dat je moet betalen om een krant, tijdschrift of een dienst regelmatig te ontvangen
- Toch had de man het abonnementsgeld moeten betalen. Dat hij dat nu niet gedaan heeft, kost hem, boven op de €7 die hij had moeten betalen, nog eens €40 die Direct Pay aan administratiekosten heeft gemaakt.[2]
- Nadat de datingsites zo’n 15 jaar geleden doorbraken, groeiden Nederlandse datingsites als Lexa, Relatieplanet en E-matching stormachtig. Zij verdienden en verdienen hun geld met abonnementsgelden. Nu ligt de echt forse groei vooral bij relatie-apps voor op de smartphone. E-matching schat circa 30% van haar verkeer kwijt te zijn geraakt door de opkomst van datingapps voor op de smartphone, zoals de meest bekende datingapp ter wereld, Tinder.[3]
- Het woord abonnementsgeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 11 sep. 2017 Nare verrassing na te laat opgezegd abonnement
- ↑ de Telegraaf ROBERT SCHUCKINK KOOL 01 aug. 2017 Liefde en algoritmes