Nederlands

 
aardehuis
Uitspraak
Woordafbreking
  • aar·de·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aardehuis aardehuizen
verkleinwoord aardehuisje aardehuisjes

Zelfstandig naamwoord

het aardehuiso

  1. woning gemaakt van aarde en autobanden
  2. ecologische woning
     Een aardehuis is een geheel zelfvoorzienende woning, grotendeels gemaakt van aarde en hout. Elektriciteit komt van zonnepanelen, water wordt opgepompt uit de grond en regenwater wordt gezuiverd tot drinkwater. Warm water voor de douche wordt opgewekt met zonnecollectoren.[1]
     ZWOLLE - ;Met duizend autobanden en vierduizend glazen flessen wordt in Zwolle een 'aardehuis' gebouwd.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Geen riolering in nieuw 'aardehuis'” (16 juni 2014, 22:02), NOS
  2.   Weblink bron “FOTO - Zwolle krijgt 'aardehuis' van autobanden en flessen” (23-09-2008), Tubantia