• aan·zwel·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanzwellen
zwol aan
aangezwollen
klasse 3 volledig

aanzwellen

  1. ergatief toenemen in omvang, luidheid of intensiteit
    • De orkaan was inmiddels aangezwollen tot categorie 3. 
     Er was een aanzwellend gebrul te horen, het gezamenlijke gehuil van woeste, gewelddadige mannen die er klaar voor waren om zich toe te eigenen wat hun niet toebehoorde.[1]
     In dat soort situaties had Dora ook bij zichzelf gevoeld hoe agressie kan aanzwellen.[2]
  1. Mitch Albom
    “De klokkenmaker” (2012), SAGA, ISBN 9788726876796
  2. “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026356186