aanzetsel
- aan·zet·sel
- Naamwoord van handeling van aanzetten met het achtervoegsel -sel[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanzetsel | aanzetsels |
verkleinwoord |
het aanzetsel o
- verhitte etensresten die aan de wand van een pan zijn gaan koeken
- Vul de lege pan met anderhalve liter water. Breng het aan de kook, roer het aanzetsel los. Doe de inhoud van vier of vijf zakjes rundvleesjus in het water. Laat met een garde roerend aan de kook komen en dik worden. Giet de jus over de ballen. Stoof de ballen verder gaar. [2]
- Het woord 'aanzetsel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanzetsel" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 22 augustus 2011 Thuiseten: Sheldons gehaktballen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be