aanvullingsexamen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·vul·lings·exa·men
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvullingsexamen aanvullingsexamens
aanvullingsexamina
verkleinwoord aanvullingsexamentje aanvullingsexamentjes

Zelfstandig naamwoord

het aanvullingsexameno

  1. een aanvullend examen
    • Er moest een aanvullingsexamen gehouden worden om meer vaardigheden te testen. 

Gangbaarheid