Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·voer·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvoerster aanvoersters
verkleinwoord aanvoerstertje aanvoerstertjes

Zelfstandig naamwoord

de aanvoersterv

  1. vrouwelijke aanvoerder
    • Deze Nederlandse wielrenster is de nieuwe aanvoerster van de wereldranglijst. 
    • Zij was de aanvoerster van het team. 
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be