• aan·vals·werk
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvalswerk aanvalswerken
verkleinwoord

het aanvalswerko

  1. (militair) bouwwerken die men nodig heeft voor het uitvoeren van een aanval
  2. het uitvoeren van een aanval
     SCHC gaf zich niet gewonnen en werd beloond voor het vele aanvalswerk door Ginella Zerbo, die zeven minuten voor tijd gelijkmaakte (2-2). Ook in de slotfase bleef de thuisploeg aandringen, maar shoot-outs moesten de beslissing brengen.[2]
     De Britse zender geeft Chelsea een compliment voor de vechtlust, maar zag ook dat het in het begin helemaal fout ging bij de Londenaren. "Chelsea zag er naïef en kwetsbaar uit op dit niveau. Ze werden opengereten door het behendige aanvalswerk van Ajax, dat toesloeg met afstandsschoten."[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “SCHC knokt zich na shoots-outs langs Amsterdam en bereikt finale play-offs” (15 mei 2022, 15:16), NOS
  3.   Weblink bron “Media over 4-4 van Ajax: 'Totale voetbalgekte in Londen op memorabele avond'” (6 november 2019, 07:40), NOS