• aan·stor·mend
stellend
onverbogen aanstormend
verbogen aanstormende

aanstormend

  1. zich heel snel ontwikkelend
    • 'Uw zoon is een groot pianist. Werkelijk een aanstormend talent.' [1] 
     Nu moet blijken of de aanstormende knapen mannen zijn geworden en de grote mannen grote mannen zijn gebleven. Het is veelzeggend dat Vincenzo Nibali, zonder twijfel behorend tot de laatste categorie, pas hierna bepaalt of hij vol voor het geel in Parijs gaat of dat hij voortaan mikt op ritwinst.[2]
     Een trieste dag eind maart had ook zijn zonnige kanten, dacht ze. De aanstormende duisternis, bijvoorbeeld.[3]
vervoeging van: aanstormen
verbogen vorm: aanstormende

aanstormend

  1. onvoltooid deelwoord van aanstormen
  1. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 168
  2.   Weblink bron
    Rob Gollin
    “De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
  3. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2