Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·stor·men·de

Werkwoord

vervoeging van: aanstormen
verbogen vorm: aanstormendee

aanstormende

  1. verbogen vorm van aanstormend, het onvoltooid deelwoord van aanstormen

Bijvoeglijk naamwoord

aanstormende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van aanstormend
     Een trieste dag eind maart had ook zijn zonnige kanten, dacht ze. De aanstormende duisternis, bijvoorbeeld.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen