aansprakelijkheidsrisico

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·spra·ke·lijk·heids·ri·si·co
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aansprakelijkheidsrisico aansprakelijkheidsrisico's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het aansprakelijkheidsrisico o of m

  1. (juridisch) het gevaar dat men loopt doordat men aansprakelijk gesteld kan worden voor schade die men veroorzaakt heeft
     Het Verbond van Verzekeraars noemt het vrijstellen van e-bikes voor de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorvoertuigen in 2006 als oorzaak van de verwarring. "De meeste verzekeraars hebben na die vrijstelling het aansprakelijkheidsrisico voor e-bikes in de particuliere aansprakelijkheidsverzekering opgenomen", zegt een woordvoerder. "Maar voertuigen die zakelijk worden gebruik, hebben een heel ander aansprakelijkheidsrisico. Wij vinden dat ondernemers zelf de verantwoordelijkheid hebben om goed uit te zoeken of ze goed zijn verzekerd."[1]
     Ondertussen blijven de huisartsen ook medisch verantwoordelijk voor complexe patiënten, waarvoor zij eigenlijk niet zijn opgeleid. "Gelet op het steeds strenger wordende tuchtrecht geeft dat een verhoogd aansprakelijkheidsrisico voor de huisarts. De rechtspositie van de huisarts is hier heel slecht", zeggen de advocaten.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Probleem bij aansprakelijkheid zakelijke e-bike: 'Ondernemer moet het zelf regelen'” (Donderdag 23 juli 2020, 10:14), NOS
  2.   Weblink bron “Juristen waarschuwen huisartsen: zorgakkoord is onverantwoord risico” (Dinsdag 1 november, 18:13), NOS