aansprakelijkheidsreden
- aan·spra·ke·lijk·heids·re·den
- samenstelling van aansprakelijkheid zn en reden zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aansprakelijkheidsreden | aansprakelijkheidsredenen |
verkleinwoord |
de aansprakelijkheidsreden v / m
- wettelijke verantwoordelijkheid als argument of beweeggrond
- ▸ ‘Ze hebben bewust hun mond gehouden. Om aansprakelijkheidsredenen. ’ Hij spuugde deze woorden uit alsof het vergif betrof.[1]
- Het woord 'aansprakelijkheidsreden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.