aansprakelijkheidsreden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·spra·ke·lijk·heids·re·den
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aansprakelijkheidsreden aansprakelijkheidsredenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aansprakelijkheidsredenv / m

  1. wettelijke verantwoordelijkheid als argument of beweeggrond
     ‘Ze hebben bewust hun mond gehouden. Om aansprakelijkheidsredenen. ’ Hij spuugde deze woorden uit alsof het vergif betrof.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen