aansprakelijkheidsredenen

  • aan·spra·ke·lijk·heids·re·de·nen

de aansprakelijkheidsredenenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aansprakelijkheidsreden
     ‘Ze hebben bewust hun mond gehouden. Om aansprakelijkheidsredenen. ’ Hij spuugde deze woorden uit alsof het vergif betrof.[1]