aansluipen
- Geluid: aansluipen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanslœypə(n) / (3 lettergrepen)
- aan·slui·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aansluipen |
sloop aan |
aangeslopen |
klasse 2 | volledig |
aansluipen
- stil en heimelijk naderen
- ▸ Plataanpiraten zijn automobilisten die bang zijn voor bomen. In Frankrijk schijnen hier en daar fluoriscerende [sic!] gevarendriehoeken te staan met daarin uitsluitend het woord `Arbres!'. `Alsof het gevaarlijke wezens zijn die plotseling de straat oversteken', schrijft Michgelsen terecht. Het zijn rare jongens, die Fransen. Ze rijden met hun dronken koppen tegen bomen op en komen daarna 's nachts aansluipen met een kettingzaag waarmee ze een zo diepe snee in een plataan zagen dat de boom ten dode is opgeschreven.[2]
1. stil en heimelijk naderen
- Het woord aansluipen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Marjoleine de Vos“Het stinkt in Versailles” (28 juni 2002) op nrc.nl