aanschieten
- Geluid: aanschieten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈansxitə(n) / (3 lettergrepen)
- aan·schie·ten
- samenstelling van aan vz en schieten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanschieten |
schoot aan |
aangeschoten |
klasse 2 | volledig |
aanschieten
- overgankelijk licht raken
- overgankelijk vlug aandoen
- ▸ Bij het aanschieten van zijn kleren had zijn lichaam al zacht tintelend aangevoeld, als bevroren vingertoppen waar opnieuw warm bloed doorheen stroomt.[1]
- ▸ En ik weet zeker dat ze, als ze het een enkele keer deden, gestoord zouden worden door de onverbiddelijke bel en meneer Dolland zijn zwarte jas zou moeten aanschieten om boven aan te treden.[2]
- overgankelijk toesnellen
- (volks) aangeschoten: licht dronken
- iemand aanschieten: terloops naar iemand komen en hem aanspreken
- Het woord aanschieten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanschieten" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ “Het koninklijk huis” (2022), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026354953
- ↑ Victoria Holt“Gevangene van de Pasja” (1989), Saga, ISBN 9788726484915
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be