aanroeren
- aan·roe·ren
- samenstelling van aan vz en roeren ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanroeren |
roerde aan |
aangeroerd |
zwak -d | volledig |
aanroeren
- overgankelijk aanraken, kort bespreken
- Hij zal de kwestie aanroeren bij zijn ontmoeting volgende week.
- Ik weet dat ik een heikel punt aanroer, maar ik zeg het toch.
- Het woord aanroeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanroeren" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be