Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·rij·dings·zaak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanrijdingszaak aanrijdingszaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanrijdingszaakv / m

  1. (juridisch) (verkeer) rechtszaak betreffende een botsing met een voertuig
     Van Aartsen moet getuigen in aanrijdingszaak[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Van Aartsen moet getuigen in aanrijdingszaak” (30 januari 2006), Reformatorisch Dagblad