aanrekenen
- Geluid: aanrekenen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanrekənə(n) / (4 lettergrepen)
- aan·re·ke·nen
- samenstelling van aan vz en rekenen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanrekenen |
rekende aan |
aangerekend |
zwak -d | volledig |
aanrekenen
- een bepaalde prijs vragen bij een aankoop
- overgankelijk verantwoordelijk houden voor, de schuld geven van
- opvatten als
2. de schuld geven van
|
- Het woord aanrekenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanrekenen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Håkan Nesser“Herfst op Gotland” (2021), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535624
- ↑ Victoria Holt“Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be