Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·pak·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanpakker aanpakkers
verkleinwoord aanpakkertje aanpakkertjes

Zelfstandig naamwoord

de aanpakkerm

  1. iemand die goed kan werken; iemand die van aanpakken weet
  2. aanpakkertje: doekje waarmee men hete voorwerpen in de keuken kan vastpakken zonder de handen te branden
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen