aannemingsbedrijf

Nederlands

 
aannemingsbedrijf
Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·ne·mings·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aannemingsbedrijf aannemingsbedrijven
verkleinwoord aannemingsbedrijfje aannemingsbedrijfjes

Zelfstandig naamwoord

het aannemingsbedrijfo

  1. een bouwbedrijf voor nieuwbouw, verbouwingen of sloop, dat zijn opdrachten vooraf aanneemt bijvoorbeeld via een offerte
     Hij sprak bedachtzaam. Ík zit in Sneek op school. Mijn vader wilde zijn aannemingsbedrijf naar een dorp verhuizen. De grond is hier goedkoper, hij stalt zijn bouwmateriaal en machines in een schuur bij een boer. Ik wilde niet naar een dorp. Er is hier niks te doen.'[1]
     "Dat mag geen problemen opleveren", had Rick Verhaar van aannemingsbedrijf Mourik en Peinemann van voor de klus aangekondigd. "Alles is driedubbel gecheckt, dit gaat helemaal goedkomen."[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2.   Weblink bron “Spanning in Alphen, maar deel 1 operatie-brug is geslaagd” (06-04-2016), NOS