Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·le·ve·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanlevering aanleveringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanleveringv

  1. het zorgen dat bepaalde goederen op de bestemde plaats komen
    • Gemeenten schrikken burgers bovendien af door de veelheid aan papierwerk die ze opvragen voor de schuldhulp kan beginnen. Begrijpelijkerwijs willen gemeenten zich een beeld vormen van de financiële situatie van burgers, maar ze schieten geregeld door, blijkt uit het rapport. Eén gemeente vroeg om afschriften van de spaarrekening van thuiswonende kinderen, „ook als hier geen tegoed op staat”. Een andere gemeente eiste een aanlevering van documenten „zonder nietjes”.[1] 
    • Een wandeltocht in Amsterdam en een boek tonen de invloed van de productie, aanlevering en distributie van eten op de stad, vroeger en nu.[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Ingmar Vriesema 19 januari 2018
  2. NRC Tracy Metz 10 april 2013