Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·komst·adres
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aankomstadres aankomstadressen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het aankomstadreso

  1. de bestemming, de plaats waarna de reis gaat
    • Bij een routeplanner moet je altijd een vertrekadres en een aankomstadres aangeven. 

Gangbaarheid