aangluren
- aan·glu·ren
- samenstelling van aan bw en gluren ww
aangluren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aangluren |
gluurde aan |
aangegluurd |
zwak -d | volledig |
- door kijken iets bespieden of beloeren; stiekem aankijken
- (informeel) bekijken of aankijken
- Dit tv-programma is niet om aan te gluren.
- Het woord 'aangluren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aangluren" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be