Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·een·rij·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aaneenrijging aaneenrijgingen
verkleinwoord aaneenrijginkje aaneenrijginkjes

Zelfstandig naamwoord

de aaneenrijgingv

  1. het aan elkaar vast rijgen (ook figuurlijk)
    • Dat is louter een aaneenrijging van feiten, gebeurtenissen, meningen of andere zaken. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid