aandrang
- aan·drang
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aandrang | - |
verkleinwoord | - | - |
de aandrang m
- het aandringen
- Er werd grote aandrang op hem uitgeoefend om zijn werk af te maken.
- aansporing, morele druk
- Er was weinig aandrang nodig om hem geld te laten geven voor het goede doel.
- neiging
- Hij had een grote aandrang om te plassen.
- ▸ Hoewel Chantal de aandrang voelde om iets te zeggen waaruit haar medeleven bleek, zweeg ze.[2]
3. met klem, nadruk
- Het woord aandrang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aandrang" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ aandrang op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aandrang | - |
aandrang