aalboer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aal·boer
Woordherkomst en -opbouw
samenstelling van aal zn en boer zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aalboer | aalboeren |
verkleinwoord | aalboertje | aalboertjes |
Zelfstandig naamwoord
de aalboer m
- (beroep) iemand de alen verkoopt, palingboer
Gangbaarheid
- Het woord 'aalboer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.