ISO 639-3
zap
 
  • Za·po·teeks
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Zapoteeks - -
verkleinwoord - - -

het Zapoteekso

  1. geen meervoud (taal) macrotaal binnen de Oto-Mangueaanse talen, gesproken door 450 duizend mensen in Mexico
     Ik wenkte Isaac om mee te gaan naar een balkon en vroeg: 'Spreken jullie Zapoteeks?' 'Ja,' zei hij. 'Onder elkaar spreken we Zapoteeks.'[1]
  1.   Weblink bron
    Paul Theroux (vert. Auke Leistra)
    “Op de vlakte der slangen: een roadtrip door Mexico” (2020), Atlas Contact, Amsterdam, ISBN 9789045035529