• IPA: /ˈveː.loː/
  • Ve·lo

Velo o

  1. (Zwitserland) (verkeer) fiets
    «Er hat ein neues Velo geschenkt bekommen.»
    Hij heeft een nieuwe fiets cadeau gekregen.

Eine Schweiz ohne Armee ist wie ein Fisch ohne Velo.

  • Een Zwitserland zonder leger is zoals een vis zonder fiets.