Triëster
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- Tri·es·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Triëster | Triësters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de Triëster m
- (demoniem) een inwoner van Triëst, of iemand afkomstig uit Triëst
Verwante begrippen
Demoniemen bij Triëst in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Triëster • inwoonster: Triëstse • bijvoeglijk: Triësts, Triëster |
stellend | |
---|---|
onverbogen | Triëster |
verbogen | - |
Bijvoeglijk naamwoord
Triëster
- (demoniem) op Triëst betrekking hebbend
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'Triëster' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.