Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Tri·est·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Triëstse (Triëstsen)
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Triëstsev

  1. (demoniem) een vrouwelijke inwoner van Triëst, of een vrouw afkomstig uit Triëst
Verwante begrippen

Bijvoeglijk naamwoord

Triëstse

  1. verbogen vorm van de stellende trap van Triësts
Synoniemen

Gangbaarheid