Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: tag


  • Tag
  • Afkomstig van het Middelhoogduitse woord "tac", dat van het Oudhoogduitse woord "tag" komt
enkelvoud meervoud
nominatief der Tag die Tage
genitief des Tages
des Tags
der Tage
datief dem Tag
dem Tage
den Tagen
accusatief den Tag die Tage

Tag, m

  1. dag (periode dat het licht is)
    «Ab sofort können Sie sich die Angebote des Tages überall ansehen!»
    Vanaf nu kun je de aanbiedingen van de dag overal bekijken!
  2. (tijdrekening) tijdsmaat (periode van 24 uren)
  • [2]: Guten Tag!
Goedendag!

Tag

  1. datief mannelijk enkelvoud van Tag